Knack - 27.08.2019

(Barré) #1
94 21 AUGUSTUS 2019 — WWW.KNACK.BE

volgende vijf seizoenen
geen transfers. De spelers
die stoppen, worden ver-
vangen door eigen jeugd.
Kan dat werken?
JONCKHEERE: Vroeger wel,
nu niet meer. Af en toe heeft
een ploeg een nieuwe impuls
nodig. Jongeren die direct
kunnen doorstromen naar eer-
ste klasse, zijn sowieso zeld-
zaam. Zelf heb ik ook een
apenjaar bij Zulte Waregem
nodig gehad, plus een paar
seizoenen in tweede met KVO.
Nee, vijf jaar zonder transfers
en Oostende zakt. Zeker
weten.
Maar elk jaar de halve kern
vervangen: daar betalen
ploegen toch een prijs
voor?
JONCKHEERE: Ongetwijfeld.
Neem Waasland-Beve-
ren, dat ieder seizoen
15 nieuwe spelers
haalt. Daar zullen goeie
voetballers bij zitten
en waarschijnlijk ook
een paar mindere,
maar het valt niet mee
om daar elke keer een
hecht geheel van te
smeden. Bij Oostende
is het verloop normaal
gezien beperkt, maar
deze zomer zijn ook
hier veel nieuwkomers
gehaald. Na ons
vorige, ondermaatse
seizoen moest het.
Elk jaar komen hier
nieuwe jongens bin-
nen die ik van haar
noch pluim ken, en eigenlijk
vind ik dat een van de plezie-
rigste kanten van mijn job. Je
werkt heel intensief met die
gasten samen. Voor je het
weet, heb je er een vriend
voor het leven bij. De band
met de jongens die hier langer
blijven, zoals Brecht Capon, is
uiteraard hechter dan met de
gemiddeld passant. Brecht en
ik voetballen nu vijf jaar
samen, de automatismen staan
in steen gebeiteld. Maar spe-
lers zoals wij zijn uitzonderin-
gen geworden.


Hebben clubspelers een
streepje voor bij de suppor-
ters?
JONCKHEERE: Ja, en dat is
een wapen. Veel clubs zijn
hun identiteit kwijt. Neem
Cercle Brugge, dat een paar
jaar geleden schitterde met
een oer-Vlaamse ploeg. Tom
De Sutter, Stijn de Smet en
Dennis Viane: de supporters
droegen hen op handen. Of
Westerlo, met Jefke Delen en
zijn Kempense kameraden:
dat was toch charmant?
Oostende is een van de
weinige kleine clubs die niet
in buitenlandse handen is
gevallen. Een buitenlandse
eigenaar wil geld verdienen.
Wanneer een club overgeno-
men wordt, dan weet je dat er
een carrousel van spelers op

gang wordt getrokken. Het
gevolg is dat het stadion min-
der bruist. Sint-Truiden was
zo’n gezellige, Vlaamse club
vol streekjongens, zoals
Simon Mignolet of Peter Del-
orge. Staaien kolkte wanneer
zij een mooie actie maakten.
Dankzij een contingent
fameuze Japanse talenten
deed STVV het vorig jaar bij-
zonder goed, maar bij de fans
maken zij minder los. Het sta-
dion bleef leeg.
U hebt bij KVO al veel mee-
gemaakt. Aan welk tijdperk

hebt u de beste herinnerin-
gen?
JONCKHEERE: Aan de begin-
jaren in tweede klasse. Er was
amper budget en zo goed als
geen omkadering. Je
schaamde je voor de kleedka-
mers, en ‘s morgens ontbeten
we in koeienstal. Maar nie-
mand klaagde. Sterker nog, de
miserie schiep een band.
(lacht) Behalve Laurent
Depoitre heeft niemand van
die groep een grote carrière
gemaakt, maar we waren
kameraden en dat maakte ons
als ploeg 50 procent sterker.
Uiteindelijk zijn we met tien
punten voorsprong kampioen
geworden. De mooiste tijd
van mijn leven.
Na de promotie kwam
Marc Coucke. Gelukkig, want
zonder zijn centen waren we
meteen opnieuw gedegra-
deerd. Plots ging het snel voor
Oostende. Coucke haalde spe-
lers met namen als klokken,
we werden zelfs herfstkampi-
oen, maar ik herinner me
vooral de ambiance. Zelfs als
we zwaar verloren, vierde
Coucke feest. Een voorzitter
die de polonaise in gang
steekt, die carnavalskrakers
zingt op de fandag: ik denk
niet dat ik het ooit nog zal
meemaken. Bij Anderlecht
houdt hij zich al bij al koest.
(lacht)
De manier waarop Coucke
vertrok, deed pijn in Oos-
tende. Ik praat het niet goed,
maar we mogen ook niet ver-
geten dat we onder hem onze
grootste successen hebben
gevierd. Nadien was er even
het gevoel: oei, lukt het wel
zonder zijn geld? Maar dat is
doorgespoeld. De trots en het
geloof keerden terug bij KVO.
Toen in de Coucke-jaren al
die grote namen passeer-
den, hebt u dan nooit
gedacht: voor mij is het
afgelopen?
JONCKHEERE: Dat is het lot
van iemand die lang bij de
club speelt: er komt telkens
een concurrent en die heeft

onvermijdelijk een streepje
voor. Ik heb mij altijd
opnieuw in de ploeg geknokt.
Is dat prettig? Nee, maar het
hoort erbij.
Van de tien eersteklasseve-
teranen die langer dan vijf
jaar bij dezelfde club zitten,
zijn er veel die lang out
waren met een blessure. U
ook.
JONCKHEERE: Sinds deze
zomer ben ik weer fit, na een
hielblessure die anderhalf jaar
aansleepte. Het begon met een
ontstoken achillespees, juist
toen ik sportief in een sterke
periode zat. Ik blonk uit in
een ploeg die meedeed voor
play-off I, dat wil je niet
zomaar opgeven. Ik voetbalde
maar verder, maar de blessure
werd erger en erger. Tot het
echt niet meer ging. Het weef-
sel rond mijn achillespees
bleek verrot. Een eerste ope-
ratie bracht geen soelaas. Na
een jaar sukkelen ging ik weer
onder het mes en hebben ze
een stuk van mijn hielbeen
afgekapt. Klinkt luguber, hè.
Maar het heeft mijn carrière
gered.
Mentaal ging ik door een
diep dal. Mijn contract liep af.
Je begint jezelf vervelende
vragen te stellen. Wat als Oos-
tende niet meer in mij zou
geloven? Welke ploeg zal mij
nog willen? Wat als voetbal-
len er niet meer in zit? Geluk-
kig verlengde Oostende mijn
contract, terwijl ik niet eens
fit was. Daar ben ik de club
enorm dankbaar voor.
Zouden er in eerste nog
voetballers rondlopen met
een diploma sociaal werk?
JONCKHEERE: Ik betwijfel
het. Zoveel zijn er niet die een
diploma hebben. Mijn ouders
stonden erop dat ik zou stude-
ren, en sociaal werk viel goed
met voetbal te combineren.
Maar mijn grote roeping is het
eerlijk gezegd niet. Alle res-
pect voor wie in de sociale
sector werkt. Ik volgde stage
bij kinderen met een mentale
beperking. ‘s Avonds was ik

‘Ik heb stage
gevolgd bij
kinderen met een
mentale beperking.
‘s Avonds was ik
vermoeider dan ik
ooit als voetballer
ben geweest.’
Free download pdf