verhaal van dit boek terugzien: de opkomst van het materialisme, de
daaropvolgende ondergang en de opkomst van het experiëntialisme.
Als een typische babyboomer mat mijn vader – van wie mensen zeggen dat
hij wel op Harrison Ford lijkt – succes in materiële termen. Hij zocht geluk in
materiële dingen, zoals het huis waarin hij woonde en de auto waarin hij reed. Ik
herinner me nog hoe blij hij telkens was – wij allemaal! – wanneer hij een
nieuwe auto kreeg. Op de bewuste dag haastten wij ons bij het geluid van een
motor naar de voorkamer, mijn broer en ik stonden op de tenen bij het raam en
onze moeder volgde ons. Samen keken we dan naar het jongste symbool van het
succes van onze vader. Ik herinner me ze allemaal nog: de doosachtige, blauwe
Triumph Toledo en de welvende, caramelkleurige Mark I Cavalier in de jaren
zeventig; de hoekige, zilverkleurige Mark II Cavalier SR, de tankachtige,
goudkleurige Opel Senator, de rode Porsche 911 en de gouden Porsche 944.
Natuurlijk hecht mijn vader niet alleen waarde aan materiële zaken. In de
loop van de jaren heeft hij veel uitgegeven aan belevingen, zoals het zien van de
Spurs en liveoptredens van de Rolling Stones. Maar hij en de rest van de
babyboomers zijn opgevoed met een geloof in het materialistische,
consumentistische systeem, omdat dat de snelste route was van de armoede
waarin ze waren geboren naar de overvloed die ze hielpen scheppen.
Net als miljoenen mensen die na de babyboomers kwamen ben ik ook
opgegroeid met het geloof in dat systeem. Maar toen gebeurde er iets. Of
misschien moet ik zeggen: gebeurde er veel. Het kwam allemaal samen in het
probleem dat ik stuffocation noem: stikken in je spullen. En daarom ben ik, zoals
miljoenen anderen tegenwoordig doen, begonnen de voordelen van het
materialisme ter discussie te stellen. Dat zie je aan het werk dat ik heb gedaan. Ik
stuiterde rond tussen materialistische banen – zoals het agressief verkopen van
advertentieruimte vanuit een callcenter tot een baan zoals in de speelfilm Wall
Street of Glengarry Glen Ross – en experiëntiële banen – zoals skigids zijn en
schrijven terwijl ik reisde.
Op een zondag in januari 2002 nam mijn vader Jack en Pam mee uit lunchen
in een pub in het zuiden van Londen. We praatten over het verleden: de friszure
smaak van de appels uit de boom in hun tuin, dagjes uit met de Londense rode
bussen, de gezinsvakantie in Lissabon, waarbij Jack ons allemaal liet verdwalen.
We praatten ook over de toekomst, vooral over mijn droom dat ik succesvol zou
zijn in de advertentiewereld, de carrière die ik toen nastreefde. Kort voordat ze
weggingen gaf Jack me een enveloppe. Daarin zat een briefje van £ 5 – in die