Een advertentie met fors verlaagde prijzen werd opgesteld, naar de krant gebracht. Toen deze uitkwam sloeg
de paginagrote advertentie in als een bom, bij de slagers in de eerste plaats, maar nog veel meer bij het publiek,
dat nu in nog veel groteren getale bij Dirk Verstegen & Zoon vlees ging kopen. 't Werd nog drukker dan vorige
keer, terwijl de rest van de slagers Dirks voorbeeld navolgde en ook flink de trom roerde met lage prijzen.
't Was of er een zeepbel werd doorgeprikt met dit antwoord van Dirk en de tegen Gerard uitgelokte prijzenoorlog.
Van de ene dag op de andere was het uit met diens slagerij, er was maar weinig over van de drukte hoewel hij,
zich hevig verzettend, met nog lagere prijzen kwam. Verder kreeg het publiek in de gaten dat de goede kwaliteit
van de eerste week niet was gehandhaafd terwijl de Tielse slagers als vanouds hun prima vlees bleven verkopen.
Op dat punt kregen ze achteraf toch gelijk.
De reactie van de overige slagers was anders dan werd verwacht. Ze waren wel kwaad op Vader en zoon Verste-
gen maar hadden respect voor de moed en vonden dat zij het enige juiste hadden gedaan. Binnen een jaar was de
mooie slagerij van Gerard dicht om plaats te maken voor een nieuwe vestiging van Albert Heijn die uit het vroegere
pand Voorstad hoek Varkensmarkt was gegroeid.
Spoedig klaarde de slagershemel op na dit hevige onweer. De tendens van dalende veeprijzen zette zich voort,
zodat de slagers de aanvankelijk veel te lage prijzen toch met winst konden handhaven. Er ging ook een actievere
wind onder hen waaien doordat een flink aantal jongere slagers met wat meer pit slagerijen hadden overgenomen.
Minder gezapig in elk geval en minder bereid genoegen te nemen met lage inkomens tegenover vreselijk veel
arbeidsuren. De wat al te nederige onderdanigheid tegenover goede klanten nam af bij die opvolgers die vaak van
buiten Tiel waren gekomen. Die jongere slagersstand was ook een tikkeltje meer ontwikkeld doordat ze tot hun
13e jaar op school moesten blijven. Goed vakonderwijs had eveneens zijn intrede gedaan en leidde tot betere
presentatie.
Helaas. De relatief goede jaren '20 bleken slechts proeven te zijn geweest aan een betere toekomst. Niet alleen
de arbeiders vielen in de crisistijd van de jaren '30 enorm terug. Winkeliers en gehele zakenwereld kregen van
hetzelfde laken een pak. Met de beurskrach in 1929 in New York begon het. Het economische leven kreeg over de
hele wereld een enorme dreun en de teruggang breidde zich als een olievlek uit. In 1931-1932 werd het steeds
meer voelbaar in ons land. Een troosteloos schouwspel was het om ook in Tiel mensen met niets omhanden door
de straten te zien lopen, verplicht elke dag naar het stempellokaal te komen voor hun hongeruitkering.
Faillissementen waren aan de orde van de dag. Veel winkels hadden het erg moeilijk en de verstandigen begon-
nen hun voorraden tegen elke aannemelijke prijs te verkopen. Morgen was de buurman misschien nog goedkoper.
Dat waren vooral degenen die niet met oude duur ingekochte voorraden zaten. Prijzen, ook grondstofprijzen,
stonden enorm onder druk, terwijl de lonen steeds verder naar beneden gingen. Deze dalende tendens kwam
midden 1935 ongeveer op het dieptepunt om daarna onmerkbaar langzaam uit het dal te komen. In 1938 - 1939
werd het iets beter, waaraan de oorlogsdreiging niet vreemd is geweest.
Het gekke van die tijd was dat niet iedereen in gelijke mate door de crisis werd getroffen. Er waren zelfs voor
handige mensen goede kansen als ze maar ondernemingsgeest hadden. Natuurlijk waren inkomens in getallen
uitgedrukt knap lager. Voor weinig geld was veel te koop en er waren nog genoeg mensen met werk, een vaste
baan of met inkomsten uit bezit. Natuurlijk moesten zij wel een veer laten. Op de toen waardevaste guldens gingen