met sal manassen achterom kijken

(arcana studio) #1

"Hardloper" zijn lijkt doodvermoeiend. Mannen in wit tricot zijn voortdurend rennend of stilstaand trippend in
beweging. Van huis tot huis. Van mens tot mens. Ze staan nooit stil. Vandaar de naam. Het is natuurlijk om geld
te doen. Geen wonder dat zakkenrollers hier hun slag slaan, waarvan de slachtoffers achteraf pas de voorbije
aanwezigheid opmerken.
Dit soort "kermisvolk" laat de hele verdere week niet af om bij de stadsbewoners geld los te peuteren. Net een
sprinkhanenplaag. Ze huizen in krakkemikkige woonwagens, neergestreken in het woonwagenkamp achter in de
Nachtegaalslaan vlak onder de dijk waar de fabriek van "De Betuwe" noch woningbouw in deze vrije ruimte zijn
doorgedrongen. Een ander deel vindt onderdak in talrijke logementen en slaapsteeën.
De "inheemse" straatfiguren laten zich evenmin onbetuigd. Ze gaan "Plezierige kermis" wensend rond. Het
groezelige klauwtje ophoudend voor wat kleingeld, dat gedurende de dag in kroegjes achteraf in mateloze hoeveel-
heden drank wordt omgezet. Vechtpartijen onderling, met het vreemde kermisvolk of samen tegen de politie laaien
telkens op. De meest bekende Tielse straatfiguren luisteren naar bijnamen als Dronken Kruiwagen, de Muis, Bola,
Kieleke-de Kruk en nog veel meer fraais.
Toch is het beeld van geldvragende mensen nog niet compleet. Postbode, vuilnisman en winkelbezorgers hebben
een soort verworven "recht" twee keer per jaar een fooi te krijgen voor hun min of meer twijfelachtig dienstbetoon.
Met de kermis en met nieuwjaar. Een beschamende vertoning. Toentertijd was echter elk extraatje een druppel
op een gloeiende plaat. Moderne mensen kunnen er zich geen enkele voorstelling van maken hoe arm het "gewone
volk" wel was in die "goeie ouwe tijd".
Al eerder las u dat rond 1910 "naar de stad gaan" voor dorpelingen uit de verre omtrek "winkelen in Tiel" was.
Ze waren op Tiel aangewezen om te kopen en te verkopen, voor een gang naar de Rechtbank en het Kantongerecht,
naar de notaris of wat dan ook. Kortom het hele economische en culturele leven van Betuwnaar en Maas en Waler
draaide om Tiel. Toen mijn Vader in 1899 voor Tiel koos en Druten verliet was het even ver verwijderde Nijmegen
nauwelijks twee keer groter.
Geen wonder dat het vandaag met de kermis meer dan druk is. Met kar en paard, boerenwagens, rijtuigen en
fietsen zijn ze gekomen. Velen zelfs te voet. Lopen is iets normaals nog. Alle uitspanningen komen ruimte te kort
om alle paarden te stallen. In de binnenstad zijn nog echte boerderijen en hun stallen doen dienst als reserve. In
de buitenwijken zijn zelfs talrijke boerderijen. Ze doen vandaag allemaal dienst om paarden te stallen. Die moeten
onder dak, de karren en wagens vinden in de lege straten buiten het centrum wel een plaats. Als in de jaren '20
de fiets dit vervoer voor een groot deel heeft overgenomen, zijn overal "fietsenstallingen" ingeruimd. Waar maar
plaats is. Zo pikken velen aan de invalswegen wonend een graantje mee.
Overbodig te zeggen dat alle cafés van groot tot klein vol zitten. Overal is muziek. Van slechts 1 harmonicaspeler
tot kleine orkestjes. Vingervlugge zakkenrollers, die als goochelaars hun kunstjes vertonen, doen buitenmensen
versteld staan met hun gauwigheidjes met kaarten, zo hopend op "eerlijk" verdiend geld of een borrel, waar ze
heel niet vies van zijn.
Rang en stand moet er zijn. Dat spreekt vanzelf. Corbelijn op de Groenmarkt (nu Hema) is voor de deftige
dorpsnotabelen en rijke boeren, Suisse is een stand lager terwijl de "grote" boeren meer bij Ringelenstein zijn aan
te treffen. De middenklasse en wat kleinere boeren zijn te vinden in De Toelast en Het Hof van Gelder daarnaast
of in Het Zwijnshoofd en De Zon op de Varkensmarkt en in De Roskam, De Drie Billards. Dan zijn er nog talrijke

Free download pdf