met sal manassen achterom kijken

(arcana studio) #1

Daar werd toen de graanmarkt en de boter- en eiermarkt geconcentreerd. Onder de galerijen -nog te zien aan
de pilaren- had elke koopman zijn eigen standplaats. Al snel speelde boter bijna geen rol meer, omdat nog maar
weinig boeren thuis karnden.
De overkapte Beurs deed tegelijkertijd soms dienst als droog onderkomen voor talrijke manifestaties, tentoon-
stellingen of wedstrijden en beurzen. Hoewel de overkapping in de oorlog zwaar was beschadigd, deed de Beurs
na 1945 dienst om daar noodwinkels onder te bouwen om winkeliers die hun winkels kwijt waren onderdak en
voortzetting van hun winkels te bieden. Toen dat overbodig werd -na herbouw van de winkelstraten- is de con-
structie van glas en ijzer afgebroken.
Met de markt in de oude vorm is het afgelopen. Andere afzetkanalen namen deze taak over en dergelijke mark-
ten zijn overal in het land verdwenen. Hiermee verdween ook het vertier voor de middenstand dat zo'n druk
bezoek "aan de stad" met zich meebracht. Je stond er van te kijken hoe druk het in alle straten was. De hele
binnenstad stond in het teken van de markt, van kopen en verkopen van boeren onderling en aan burgers naast
drukte in de winkels. Op zaterdagmiddag was dit op kleinere schaal ook het geval. Op de Groenmarkt, de Weer-
straat en tussen de kramen op de Kleiberg stonden de mensen met groente, peren, pruimen en wat de tijd van het
jaar meebracht gezellig door elkaar. Geleidelijk liep alles over naar "DE Plein" met kramen voor van alles en nog
wat. Daartussen standwerkers die luidkeels hun waren aanprezen aan de krioelende jonge en oudere mensen die
zowel van de dorpen rondom de stad als uit Tiel zelf kwamen. Dat alles cirkelde gemoedelijk gezellig in het rond
en de cafés die er meer dan genoeg waren, zaten mudvol.
In de vroege zomer was het "nieuwe aardappeltijd" en er was daarom op de Groenmarkt elke dag "nije erpel
mert" met 's morgens vroeg al grote aanvoeren. Vooral van de "overkant". Die aardappels werden in grote "erpel-
benne" met het loof bovenop aangevoerd. Met dat loof speelden en rollebolden wij kinderen graag totdat het door
de reinigingsdienst werd weggehaald. "Burgers" en handelaren kochten. "Kaojsjouwers" zoals wij de losse arbei-
ders noemden die ook de schepen in de havens losten brachten voor een duppie of heitje een ben erpel bij de
burgers thuis. Dat werd snel "verpruufd" in de kroeg. "Zatten" liepen er 's maandags bij bosjes rond en wij jongens
vonden het mieters om te kijken als ze gingen vechten -wat nogal eens gebeurde- met de keujeskopers tot de
pliessie er op los sloeg om de vechtenden te scheiden of mee naar het "beroo" te nemen om te ontnuchteren.
In die oude bloeitijd kwamen zoals gezegd kooplui overal vandaan. Om 's morgens direct bij het begin op de
markt aanwezig te kunnen zijn, gingen ze voor dag en dauw met hun gerij van huis. Anderen kwamen zelfs al de
avond tevoren en brachten de nacht door in een van de vele hotelletjes; de meeste cafés hadden ook slaapplaatsen.
Voor de "gewone man" waren dat Hotel Het Zwijnshoofd, Hotel De Zon op de Varkensmarkt, Hotel De Toelast van
Jan de Haas in de Voorstad en Hotel De Roos waar de Grote Brugse Grintweg begon. Hotel Ringelenstein (later
Telkamp en Rouwhorst) aan de Veemarkt en Hotel Corbelijn waren voor mensen met wat meer geld op zak.
Particulieren pikten een graantje mee en boden onderdak om een centje bij te verdienen, meestal aan goede
bekenden, die het ook gezelliger vonden bij particulieren... en soms ook nog voor niks.
Minstens 200 slaapplaatsen waren er destijds in de stad, wat schril afsteekt bij de huidige situatie. Er is ook
weinig behoefte aan, want met een auto ben je in een uur rijden bijna overal in het westen weer thuis. Toen er
geen of weinig auto's waren was die behoefte veel groter. Niet in de laatste plaats vonden hotels hun klandizie in
de vele vertegenwoordigers en reizigers die winkelbedrijven en de vele grossierderijen bezochten met grote

Free download pdf