met sal manassen achterom kijken

(arcana studio) #1

het Spaarbank was te vinden waar hij eveneens werkte. Lui was Gert beslist niet. In het Spaarbankgebouw was
in Tiel alles te doen. Van vergadering tot bal, van schouwburg tot bioscoop.
Die maandagmorgen komt Maonus de Kriek met een mandje eieren aan de arm Suisse binnen. Het was al vrij
druk en Gert was druk aan het bedienen. Die Van Krieken, veekoopman en boer, zat er volgens zeggen zeer
warmpjes bij, al was dat nu niet direct aan hem te zien. Hij woonde aan de Echteldsedijk waar nu het Amsterdam-
Rijnkanaal loopt. Elke maandag ging hij ladderzat naar huis..., meest van gekregen borreltjes. Hij was je reinste
klaploper.
Anderen die niet op een kwartje keken gaven rondjes bij de vleet waarbij Gert nimmer werd overgeslagen. Dan
was het beleefd -want dat was hij ook nog- "Meneer..." en wipte de borrel achterover en ging verder met zijn werk.
Nauwelijks zit De Kriek of zijn borrel staat al voor zijn neus en terwijl zijn hand al het glas beetpakt zegt ene
Van Manen, de grapjas, zin in een geintje: "Hé Kriek, hoeveul eier hedde daor? Gert, gif De Kriek nog is un borrel
en vat er eiges ok een..."
Als ze geproost hebben zegt Van Manen:
"Gert luste gij eier?"
"As ze gekok binne, hek daor weinig moeite mee..."
"Wedde da ge die eier ut da mandje van de Kriek nie' allemaol op kun", komt dan de uitdaging. Plots is iedereen
ook geïnteresseerd. Iemand trekt de portemonnee, pakt een "geeltje", legt het op tafel en wedt dat Gert alle eieren
uit het mandje niet kan opeten. In die dagen is 25 gulden een hele som, veel meer dan een weekloon, en Gert is
gelijk "in"! "Lao mar koke, die paor eier..., 't is de muuite werd..., ak er ok maor genog bier bij mag drinke'..." was
het koelbloedige antwoord.
In een ommezien waren de eieren gekookt. Voor de tapkast met een haag toeschouwers om zich heen geeft Gert
een demonstratie van zijn kunnen. Nog sneller dan de eieren worden gepeld en bier getapt verdwijnt alles in Gert
zijn keel. Is het geld verdiend en in zijn zak verdwenen dan gaat Gert doodgemoedereerd verder zijn klanten
bedienen. De caféklanten komen echter niet uitgepraat over deze prestatie. "Die Gert, wa kan die kjel vrete..."
Hun bewondering of verwondering -wie zal het zeggen- is de volgende maandag nog groter als nieuwsgierig
wordt gevraagd hoe eieren en bier Gert zijn bekomen. "Welk?, die paor eier, en die paor glaoze bier?", en een beetje
verwonderd "las' van gehad..., zij de bedonderd..., 'k zal oe wa' anders vertelle. Toen ik om één uur muuj thuis-
kwam, want gullie lao' un mins knap hard peze, waor 'k zo hongerig as un pert... en de vrouw ha' krote mi utge-
bakke spek..., da's zun ete, da's mun lievelingskos, 'k he' de hele pan leeg gegete'..."
Gert zou in de oorlog dood van de honger zijn gegaan als de dokter niet had gezorgd dat hij dubbele rantsoen-
kaarten kreeg. Wie weet hoeveel er niet zwart is bijgekocht. Maar de oude dubbele Blank is hij nimmer meer
geworden. In het begin na de oorlog was hij net een lege baalzak met botten en later was hij ook niet meer de
knappe struise man van weleer. De leeftijd zal ook een rol hebben gespeeld. Van het kelneren kwam vanzelf nog
maar weinig. Met naald en draad moest hij toen de kost verdienen.


Hoe lang ook geleden, nog steeds staat me die geweldige rommelige drukke maandagmorgen uit de tijd dat ik
nog een kleine kriel was voor ogen. Het was wel uitkijken geblazen, maar toch kon een klein jochie daar best

Free download pdf