met sal manassen achterom kijken

(arcana studio) #1

Door hun onnadenkend ruig leven ontbrak het die mensen ook nog aan handelskapitaal. Geen nood. Bij Nolleke
kon je altijd terecht. Tegen woekerwinst uiteraard. Hij stond 's maandags om zes uur bij de Waterpoort en om
twaalf uur precies was het terugbrengen van ƒ 105 voor de geleende ƒ 100. Hij trok dus aan het langste eind en
werd schatrijk, wat hem beslist niet was aan te zien als je hem met zijn zijden hoge petje op en het pepke in de
mond voorbij zag stiefelen in zijn duffels jasje. Verhoeven was zijn naam, maar iedereen noemde hem Roeffel of
Roffel vanwege zijn radde praten. Zoon Willem werd verreweg de grootste en rijkste varkenskoper uit de streek.
Deze dronk -tijdens zijn veelvuldige marktbezoeken overal- nimmer een druppel drank, maar sloten koffie en
rookte vele goede sigaren.
Aansluitend aan de Varkensmarkt was dan "De Plein" die begon met de antieke Vismarkt, waar in die vroegere
tijden veel in de buurt geviste riviervis werd "afgeslagen". In het voorjaar elft en heel veel finten. Bijna elke dag
was er wel aanvoer van alle soorten riviervis en heel lang was Hent van Dam uit de Gasthuisstraat de afslager.
De warenmarkt speelde zich hoofdzakelijk af op het Plein in drie rijen kramen en zette zich voort op de Kleiberg
en langs de gesloten kant van de Varkensmarkt en op het stuk Voorstad grenzend aan de Groenmarkt.
Voor al die artikelen die in de kramen te koop waren hadden wij jongens weinig belangstelling. Maar o, die
standwerkers! Met open monden stonden we te kijken, te luisteren,... met gespitste oren, wat konden die lui
praten. Ze hadden vaak veel humor ook. Echte humor. Om hun verhalen kon je reuze lachen. Vooral als ze iemand
te pakken namen, wat achteraf gezien natuurlijk niet zo'n kunst was. De eenvoudige buitenmensen waren nu
eenmaal geen partij voor die uitgeslapen stadsmensen.
Jacob den Hollander speelde dokter. Hij kwam in de zomer om de 14 dagen en voor de rest af en toe. Zijn pillen
en poeders hielpen tegen alle kwalen, ware wondergeneesmiddelen. Hij werkte met een knecht die het langslopend
volk met een trompet of tromgeroffel staande hield, geboeid -ook soms met open mond net als wij kleine jongens-
naar de prachtig met hoge hoed uitgeruste en uitgedoste kwakzalver kijkend en luisterend, ook smakelijk lachend
om de geintjes die hij met mensen uithaalde. Achteraf bekeken was het natuurlijk doorgestoken kaart als een vent
met een doek om zijn kop gebonden wees dat hij zo'n kiespijn had.
"Open die b..., open die mond, o, ik zie het al,... een heel groot gat in een kies en vol wurmen", gebaart dan tot
het publiek, pakt een grote tang en rukt met een slag een grote zwarte tand uit 's mans mond en laat zien dat er
ook nog (aangesmeerde) wurmen aan zitten. Een heel verhaal over wat voor ziekten en kwalen met zijn drankjes
en poeders zijn te genezen, wordt nog over de geboeide toeschouwers uitgestort, terwijl de z.g. patiënt met hulp
van de knecht zijn mond staat te spoelen en dan dankbaar -voor de verdiende kwartjes, wat het publiek niet
doorheeft- het podium handenschuddend verlaat. Op dat moment heeft Jacob geen handen genoeg om alle uitge-
stoken handen met zijn spullen te vullen, terwijl de knecht de centen vangt. Na zo'n drie kwartier herhaalt zich
deze vertoning, al of niet met een nieuwe zieke speler.
Kokadorus kon het minstens zo goed, zo niet beter. Volgens zeggen moet deze in zijn tijd de allerbeste stand-
werker zijn geweest. Er schijnt nimmer een betere te hebben bestaan. Met veel tam-tam bracht hij allerlei spullen
aan de man, glassnijders, vlekkenzeep, aanstekers. Altijd kleinigheden waarover hij echter de wonderbaarlijkste
verhalen kon vertellen. Vaak vertelde hij voor de fabrikanten te demonstreren en dat de spullen over een paar
weken in de winkels te koop zouden zijn voor een veelvoud van zijn prijs. Zijn verhalen gingen er in als koek bij
het volk en Kokadorus had zelden genoeg waren om zijn klanten te bedienen na die prachtige verhalen. Tsjonge,

Free download pdf