Gepaard aan zijn deskundigheid had Vader een natuurlijk overwicht en bovendien de naam een "goede bieder"
te zijn. Op de maandagse marktmorgen was het een komen en gaan van lieden die runderen, kalveren of varkens
kwamen "aanzeggen". Dat werd genoteerd en later geschift in degenen die voor een direct bezoek in aanmerking
kwamen omdat "er zegen aan de man zat" of slechts in reserve gehouden omdat "aan de man weinig was gelegen".
Kwam hij echter bij zo'n reserveman in de buurt dan was het "Laat ik er toch maar even aangaan, je kunt nooit
weten". Wie met zoveel overleg te werk gaat, doet niet zo veel dingen fout.
Meestal had hij een vaste middag om "de boer op te gaan". Hij ging per fiets "het land in". Bij erg heet zomerweer
of strenge koude in de winter liet hij van Stalhouderij Dingemans een tilbury "voorkomen". Soms echter nam hij
een rijtuig om indruk te maken bij een rijke veehouder, als de man neerkeek op de koopman die "maar" op de fiets
kwam. Het mag in deze tijd van de auto raar klinken, maar in de eerste kwart van de eeuw bestonden er soms
nog onoverbrugbare vooroordelen over zo iets.
Als kleine jongen maakte ik heel wat van zulke tochtjes mee. Er zat misschien achter dat de enige -lang ver-
wachte- zoon al vroeg met het vak bekend moest worden gemaakt. Het was namelijk een teleurstelling voor hem
dat me twee "meiden" vooraf gingen. Ik vond het in elk geval fijn vooral om naast de koetsier op de bok te mogen
zitten. Ik zie dit nog zo voor me... het soms onderweg uitspannen voor wat rust en drinken voor het paard en wat
sneden roggebrood. Een toegestoken korstje van dat brood scheen me lekkerder dan een taartje... nu nog ruik ik
de geur, net als die van het paard... een mengsel van hooi, stro, mest, leer en warm paardelijf... een bijna niet te
omschrijven penetrante lucht.
Groter geworden -soms met de zussen- mocht ik in de zomervakantie of op een vrije schoolmiddag als we zin
hadden mee. Dat was feest als het naar een bekende boerderij ging, waar kinderen waren. Moeder bleef thuis. Ze
moest op de winkel "passen". (Ze kon trouwens niet fietsen.) Tsjonge wat kon die Vader dat wèl. Als jonge honden
dartelden we in het begin voor hem uit en dachten dan: "... man schiet toch eens op". En durfden we het wagen
hem tot spoed aan te manen en dan lachte hij fijntjes: "...wacht maar mennekes". Natuurlijk had hij groot gelijk
zijn gelijkmatig tempo aan te houden, wetende hoe vermoeiend een middag de boer op kon zijn en dat het lang kon
duren eer de steven naar huis werd gewend.
Het was weiland in en weiland uit... naar vaarzen, ossen en koeien kijken. Die hij per se allemaal "in de hand"
moest hebben gehad om ze te taxeren, soms tientallen dieren op een middag. Om dan naar de boerderijen te fietsen
om te handelen, tenzij de veehouder was meegegaan. Voor een vet kalf of een koppel varkens moest je wel naar
de hoeve.
Bij het naar huis rijden was Vader even fit als bij de start en reed hij in hetzelfde tempo terug en wij... zeulden
met de tong uit de mond achter hem aan.
Nog wat groter geworden leerde ik op zo'n middag spelenderwijs wat van de handel. Een soort praktijkles met
de voorbeelden voor de hand. Op de grasstand werd gewezen en hoe de kwaliteit ervan was. Dun uitgestoeld gras
met veel onkruid was geen aanbeveling voor de boer en het vee zou licht wegen door onvoldoende voer. Hij onder-
wees hoe je makkelijk een rund "in de hand" kon krijgen, hoe je het daarna moest bevoelen en betasten en wat je
te weten kon komen door op allerlei punten te letten. Voor het gewicht nam je met de armen de lengte en de diepte
van het rund op... daaraan was de bevleesdheid te voelen en weer ergens anders de voldoende "rijpheid". Rijpheid
moest weer niet te veel vet betekenen. Het exterieur opnemen en de kwaliteit beoordelen en met alles samen een
arcana studio
(arcana studio)
#1