Ik zie als ik spreek, zegt de dichter.
Kijk, ik voorspel je de toekomst:
een beter gebruik van woorden.
Met deze strofe sluit Adriaan Morriën zijn gedicht ‘De dichter’ af.
De laatste twee zinnen in het bijzonder zijn niet onopgemerkt
gebleven in de geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Ze
lijken een belofte uit te spreken die menige filosoof al dan niet
expliciet uitspreekt: nu gebruik je je woorden nog zonder
nadenken, maar wacht maar: neem vooral de mijne tot je, echt
filosofische, dan zie je hoe je ze beter kunt gebruiken. Ziedaar de
aloude hoop van de filosofie: woorden vinden die de wereld
duiden.
In deze iFilosofieschuwen we grote woorden niet. Theodore
Rosengarten reflecteert openhartig op het land dat hij al een leven
lang bestudeert: Israël. Een toekomst waagt hij niet te voorspellen,
wel vindt hij goede woorden voor een conflict waaraan geen einde
lijkt te komen. Al dat binaire denken, al dat wij versus zij, goed
versus slecht, kom nu. Filosofen weten al sinds jaar en dag dat we
een relationeel bestaan leven. Jenny Slatman maakt korte metten
met andere, foutieve, aannames van de geneeskunde en René ten
Bos laat je kennismaken met de term ‘mogelijkheidswezens’: we
zijn wat we voor mogelijk houden.
Duizelt het je alweer van de begrippen? Mooi zo! We hebben er
nog wel ietsje meer. Een relatie tussen fascisme en freudo-
marxisme, een horrorprofessor, hoogstaande vriendschap en, tot
slot, een zwaar leven, om precies te zijn. En zo tref je er heus nog
een paar als je verder leest. ‘Wie is zo lief als een dichter?’, vroeg
Morriën. Filosofen zeker niet.
Heb je woorden lief,
Florian Jacobs
(hoofdredacteur iFilosofie)
Redactioneel