problemen te negeren en blind vast te houden aan de huidige koers zouden we
onszelf het volgende moeten afvragen: is materialisme het enige
waardensysteem dat ons stabiliteit en groei kan geven, of kan experiëntialisme
dat ook? Kun je experiëntialist zijn en toch bijdragen aan de economische groei?
En zelfs als blijkt dat je tegelijkertijd experiëntialist en patriot kunt zijn,
moet je jezelf afvragen of je, nadat je alles tegen elkaar hebt afgewogen, ook
eerlijk experiëntialist wilt zijn. Want als het idee je in principe wel aanspreekt,
zou dat dan ook betekenen dat je alle goeie dingen waar je aan gewend bent
geraakt moet opgeven? Als je zou besluiten experiëntialist te zijn, zou je dan
nooit meer kunnen genieten van de geur van een leren handtas, het ruisen van
een zijden sjaaltje of het gevoel van opwinding over nieuwe kleren? Zou je het
geweldige gevoel moeten missen om het gaspedaal van een auto helemaal in te
drukken? Zou je nooit meer opgetogen kunnen zijn over een nieuw speeltje? Of
kun je experiëntialist zijn en nog altijd van al die dingen genieten? Kun je, ook al
klinkt het tegenstrijdig, experiëntialist zijn en nog steeds van spullen houden?
De geheime schat van de belevingseconomie^3
Mijn vrouw en ik hadden onze papieren meegenomen, volgens de instructies in
de per e-mail gestuurde uitnodiging, dus toen we aankwamen bij een voormalige
bioscoop genaamd Troxy in Oost-Londen hadden we geen problemen met de
soldaten van Vichy-Frankrijk. Ze gebaarden dat we door mochten lopen.
We liepen door een lege gang, voorbij een rij palmbomen in potten, en
kwamen in een groot auditorium – ‘Rick’s Café Américain’ stond op een blauwe
neonbak. Daaronder zat een man piano te spelen. Overal liepen mensen met
gleufhoeden, pakken en vintage jurken.
Een Franse politieman met een valse snor komt naar onze tafel en zegt dat
we rustig moeten blijven, maar als we vrachtbrieven tegenkomen moeten we het
hem vertellen. Ik zeg tegen hem dat hij een nazivrek is en dat hij zich moet
schamen. Even later is de politieman weer terug, nu in gezelschap van
nazimajoor Strasser – de grootste slechterik in Casablanca – en twee hulpjes in
SS-uniformen.
‘Diet ies ze man!’ zegt de Franse politieagent, terwijl hij naar me wijst.
‘Vat ies ze betekenies van ze diengen die u zegt?’ blaft Strasser.
‘Dat jullie deze oorlog nooit gaan wienen!’ zeg ik. (Dat is grappig, dat wilde
ik altijd al eens tegen een nazi zeggen.)