Gijs Jager, met langdurige in Amsterdam opgedane ervaring, zocht het hoofdzakelijk met lage prijzen in de
vleeswarensector. De overige slagers hadden aanbiedingen van goedkoop varkensvlees, met steun van Verhoeven.
Hij was in die tijd aan een exportslachterij in de Achterhoek blijven hangen en hij voorzag ieder die dit wilde tegen
zeer schappelijke prijzen van afgesneden varkensvlees, een onbekend begrip voordien in een provinciestad. Nu
hoefden ze om een reclame voor karbonade te houden slechts varkensribben te bestellen.
Het ging hard tegen hard. In de eerste plaats hadden de 2 rivalen het ontstellend druk. Hoewel elke slager op
zijn manier meedeed was er bij veel van de slagerijen groot klantenverlies. De drukte bij de 2 moest ergens
vandaan komen. 't Is bijna ondoenlijk een staalkaart van de lage prijzen te geven, voldoende moet zijn dat voor
een klein aantal guldens een hele partij vlees en broodbeleg mee naar huis kon worden genomen. Slechts de Tielse
kranten lachten in hun vuistje, want nooit tevoren was door slagers op dergelijke wijze geadverteerd.
Jager noch Verhoeven gaven krimp. Eer deze 2 aan het eind van hun Latijn zouden zijn kon wel even duren.
De advertenties verdwijnen na een tijdje uit de kranten. Dat kan niemand zich zo lang veroorloven. Maar de lage
prijzen, verkondigd op raambiljetten, blijven nog lang de slagers verhinderen iets te verdienen. Gijs Jager ziet
uiteindelijk dat hij het toch niet kan winnen en verdwijnt weer van het toneel. Moeder probeert het nog een tijdje
door de zaak aan de Nie te verhuren, die het ook niet lang uithoudt. Einde van het verhaal. Al is er meer dan een
jaar verlies afgesloten. Langzaam, nadat eerst een paar slagers nog de deur dicht hebben gedaan. Want de kleine
arme hardploeterende slagers in de buitenwijken kregen vaak tranen in de ogen als ze op een vergadering voor-
stelden de prijzen weer naar een renderend peil te verhogen. Ze kwamen het geldverlies niet te boven, dat anderen
meenden wel terug te verdienen als de oorlog zou minderen.
Wat zou die slag de gezamenlijke slagers gekost hebben? Ik heb dat eens geprobeerd te berekenen aan de hand
van de slachtingen. Toentertijd hield iedereen zich groot en repte met geen woord over geldverlies. Zoiets hield je
binnenskamers. Meegerekend is gederfde winst, want zonder die oorlog zou er winst gemaakt zijn. Het totale
verlies is minstens ƒ 60 .000 geweest. Vooroorlogse dure guldens waarvoor minstens 25 arbeiderswoningen, zoals
ze toen in het bloemenkwartier werden gebouwd, gekocht konden worden.
Wel bracht dit concurrentiegeweld drukte en vertier in de stad. Uit de dorpen ver uit de omtrek kwam men
massaal vlees kopen. Omdat arbeiders nu aan mager vlees toekwamen hoopten vet en spek zich op in de kelders,
wachtend kopers te vinden die het naar Duitsland exporteerden. In het hele land was dit het geval, want de
scherpe concurrentie was er niet in Tiel alleen.
Een bijkomende nare kant van die hele slagersoorlog was de verschuiving in het klantenbestand. Hadden voor
die tijd de bezorgzaken met goedgesitueerde klanten van eerdere grote concurrentie weinig last gehad, dit lag nu
anders. De beste klanten uit de gegoede stand waren de vaste pijlers onder menig winkelbedrijf. Veel van deze
mensen gingen onverwacht ook in de zich goedkoop adverterende slagerijen kopen. Feitelijk was het onzin. Juist
vanwege dit klantenbehoud deed elke slager met de lage prijzen mee. Ja, ze brachten voor die rotprijzen het vlees
nog netjes thuis. Ze werden zelfs uitgekreten voor "afzetters". Of er werd gezegd: "maar goed, dat die goedkope
slagers zijn gekomen." Na even kopen in die z.g. goedkope zaken kwamen ze er achter dat ze toch niet hetzelfde
zorgvuldig uitgesneden vlees kregen als bij hun vroegere leverancier. Prijsverschil was er evenmin. Velen schaam-
den zich naar hun vorige vertrouwde slager terug te gaan en gingen naar een andere betrouwbare slager. Vaak
voorgoed. Maar soms pakte het wel uit dat na een paar maanden zo'n vroegere klant telefonisch weer een beste
arcana studio
(arcana studio)
#1