horen, had toen elke autobezitter een vast nummerbewijs van de provincie waar hij woonde. Wie een nieuwe auto
kocht behield zijn eigen nummer. Daarom wist je plaatselijk vaak van wie de auto was. Onze provincie Gelderland
had de letter M. We hielden onderlinge wedstrijden in het aantal nummers die we in boekjes hadden geschreven.
Slagerijen bleven niet achter met het moderniseren van hun winkels, die voordien weinig voorstelden. Nu kre-
gen ze ook etalages, worstrekken aan de muren, mooiere toonbanken met kasregister; snelwegers kwamen de
oude weegschalen met losse gewichten vervangen. In het laatste deel van dit decennium schaften veel slagers
zich ook elektrische, automatische koelcellen aan ter vervanging van de slechtwerkende ijskasten. Slagerijen
gingen er wat meer als winkels uitzien, in plaats van de vroegere, meer op werkplaatsen lijkende, ruimten.
De eerste concurrentiestrijd van 1925 was nog van snel voorbijgaande aard. Er kwam toen Argentijns bevroren
vlees op de markt die de handel in vee en die van vlees danig onder druk zette door haar goedkoopte. Toch konden
deze lage prijzen de Nederlanders niet langdurig verleiden bevroren vlees te kopen. Het zag er minder mooi uit
dan het onze, omdat het vochtig en anders van kleur was na het ontdooien en eveneens omdat het invriezen
toentertijd in de kinderschoenen stond. Na enkele malen proberen ging het merendeel van het publiek weer tot
het vlees van eigen bodem over, meegeholpen door het dalen van de binnenlandse veeprijzen. Het Argentijnse
vlees bleef voor de koopjeslopers. Winkels die dit vlees verkochten moesten duidelijk op hun winkelruiten met
letters van voorgeschreven grootte vermelden: buitenlands bevroren vlees.
In zo'n plattelandsstadje als Tiel ging deze storm nog sneller over dan elders. Het publiek was veel te veel
verwend met allerbeste kwaliteit. Desondanks was het een hele klap. Deze strijd was voorbode van de concurren-
tiegolven die ons later zouden overspoelen. Het begon in 1925 met het openen van een filiaalslagerij: Van Zanten
& Veldkamp, zelf importeurs van Argentijns vlees, in de vroegere slagerij van Mels Verstegen. Het ging meteen
van dik hout zaagt men planken. Wouter Jager & Co. volgde op de voet. Het ging hard tegen hard. Ten koste van
andere slagers veroverden ze snel een flink gebied. Heel vreemd: ook boeren uit de omliggende dorpen gingen dit
vlees kopen.
Voor Vaders zaak en de andere goede bezorgzaken was het echter van weinig betekenis. In die tijd lieten de
goedgesitueerde klanten zich niet zo snel tot koopjes verleiden. Mogelijk hebben ze het ook wel eens even gepro-
beerd, maar merkbare invloed had het niet. Onze zaak had van die concurrentie zelfs voordeel omdat Jager, 50
meter verderop, op de andere hoek van de Kerkstraat zat. Alle door grote advertenties aangetrokken klanten
moesten langs onze winkel. Was het bij Jager te druk of zinde de mensen het vlees niet, dan kwamen ze bij ons
binnen om dat, als prima bekend staande, vlees van Manassen te kopen. Een behoorlijk grote winkelverkoop kwam
op gang, nieuw voor onze bezorgzaak met de honderden bezorgklanten.
Dat Gerard en Johan de slagerij van hun vader Mels Verstegen te klein van omvang vonden om over te nemen
zou later in 1929 een tweede, grotere, slagersoorlog in Tiel ontketenen. De twee broers hadden het groot in de
kop. In Nijmegen opende Gerard in een schuur een slagerij en gooide zich op het Argentijnse bevroren vlees. Elke
dag liet hij door een omroeper met bekken zijn goedkope aanbiedingen door Nijmegen "omroepen." Met succes. Het
liep storm. In korte tijd bouwde hij eerst een grote, van de modernste snufjes voorziene, slagerij -in plaats van de