de VS voor het eerst gepubliceerd in 1934, als reactie op de Grote Depressie. Het
doel was dat de regering voor het eerst betrouwbare schattingen kon maken van
de grootte, de opkomst of daling van de economie en de onderdelen waaruit die
is opgebouwd. De metingen waren niet perfect: ze waren, zoals de samensteller
Simon Kuznets in het eerste rapport schreef, ‘een mengelmoes van relatief
nauwkeurige, maar ook slechts globale schattingen’.^3 De verslagen gaven de
regering desondanks een goede indicatie welke sectoren van de economie het
goed deden, welke niet, en hoe goed of slecht die sectoren het deden. Dat hield
in dat de regering een beter uitgangspunt had om te handelen als een
allesoverziende generaal, een die begreep waar zijn leger sterk was, waar het
versterkt moest worden en hoeveel manschappen moesten worden uitgezonden.
Als de vraag in een bepaalde sector bijvoorbeeld erg laag was, kon de regering
hulp inschakelen om die vraag te vergroten.
Er waren nog andere consequenties. De inmiddels overleden econoom
Robert Fogel stelde bijvoorbeeld dat deze nieuwe manier van tellen de economie
verhief van een speculatieve, door ideologieën verscheurde discipline tot een
empirische sociale wetenschap.^4
Iets anders was dat de economie en economen nu ook doordrongen tot in het
hart van de regering. De ramingen die deze nieuwe methode opleverde, bleken
onmisbaar in de daarna volgende jaren, toen de regering probeerde de problemen
van de Grote Depressie op te lossen. En in de jaren veertig waren ze opnieuw
van vitaal belang, vanwege de oorlogsinspanningen. Door informatie uit deze
ramingen konden economen vaststellen welke capaciteit de VS hadden om
militaire goederen te produceren die noodzakelijk waren om het land en zijn
bondgenoten te bewapenen. Ze planden ook de financiële middelen die dat alles
moesten bekostigen en ze maakten plannen voor luchtaanvallen op Duitsland,
zodat de oorlogsmachine van de nazi’s zo veel mogelijk schade kon worden
toegebracht. Hun inbreng bleek zo waardevol dat de econoom Paul Samuelson
later beweerde dat de Tweede Wereldoorlog een oorlog van economen was
geweest.
Misschien was dat wel wat overdreven, maar tegen de tijd dat de vrede
terugkeerde hadden het vak economie en de beoefenaars daarvan een vaste plek
verworven. In 1946 stelde het Congres de Raad van economische adviseurs van
de president in, waarmee de rol van economie in het hart van de regering werd
verankerd. Hiermee werd voortgebouwd op het goede werk waar de captains of
consciousness enkele decennia eerder aan waren begonnen. De voorzitter van de