Ontspullen

(pavlina) #1

vakgebied – psychologie – dat je hetzelfde zou willen horen bij iedereen die juist
aan die studie is begonnen. Zo’n gloedvolle roes die Jeanne Arnold voelde toen
ze jaren geleden begon aan het werk rond de Chumash. Saxbe had in de zomer
van 2013 juist een vaste aanstelling gekregen als assistent-hoogleraar aan
UCLA. Haar werk als psychologe in het CELF-team, naast dr. Rena Repetti –
ook UCLA – had vast een handje geholpen. Haar werk hield ook in dat zij veel
wist over het rommelprobleem, veel meer dan andere mensen. ‘Er zijn zoveel
mensen die tegenwoordig verzuipen in de rotzooi dat ze zich er volledig door
overmand voelen,’ stelt zij.


Saxbe zou de eerste zijn die toegaf dat ‘verzuipen’ en ‘overmand’ geen
objectieve, wetenschappelijke termen zijn. Maar het probleem van omkomen in
de spullen die je thuis hebt is ook niet objectief. Er bestaan geen objectieve
cijfers of magische formules die stellen dat ‘als je thuis meer dan X dingen per
vierkante meter hebt staan, het een rommeltje is’. Want sommige mensen kunnen
beter met een zootje omgaan dan anderen. Sommigen vinden chaos helemaal
niet erg. Sommigen vinden het ook gewoon prettig om veel dingen om zich heen
te hebben. Er zijn maar twee manieren om vast te stellen dat iemand last heeft
van een rommelcrisis. Óf je vraagt hoe ze zich voelen, óf je meet hun
cortisolspiegel in de loop van de dag. In het onderzoek van CELF deden Repetti
en Saxbe dat allebei.


Ze werkten met 30 van de 32 gezinnen, en dan alleen met de volwassenen.
Ze gaven elk stel een camcorder en vroegen of ze een videorondleiding door hun
huis wilden geven waarin ze het huis beschreven en iets vertelden over dingen
die belangrijk voor hen waren.


Vervolgens gaven ze alle dertig mannen en dertig vrouwen een tas vol flesjes
en vroegen ze of ze daar met regelmatige tussenpozen in wilden spugen. De
eerste keer moest net na het ontwaken, de volgende drie momenten vielen juist
voor de lunch, net na thuiskomst van het werk en vlak voor het naar bed gaan.
Maar wat als de deelnemers zenuwachtig waren en hun mond droog was? ‘Heel
simpel, we zeggen dan dat ze aan iets lekkers moeten denken. Dan komt de
speekselvorming wel op gang,’ aldus Darby. ‘Voor de meeste mensen werkt de
gedachte aan een stuk vlees wel, vooral als je daar flink op moet kauwen. Maar
je kunt ook aan aardbeien, nectarines of chocolade denken. Alle voedsel werkt.’


De bedoeling was om de resultaten van elk experiment te vergelijken en om
te begrijpen of hoe mensen zich over hun huis voelden (dat was op te maken uit
wat ze erover zeiden) ook zou voorspellen hoe goed of slecht ze omgaan met

Free download pdf