produceerden de Amerikaanse landbouw en industrie veel meer dan ze konden
verkopen. Intussen voorzagen de Europeanen weer meer en meer in hun eigen
voedsel en goederen. De toenmalige minister van Arbeid, James J. Davis,
vertelde The New York Times dat het Amerikaanse volk het punt van
‘behoefteverzadiging’ had bereikt.^3 Tegen 1927 konden de textielfabrieken in
slechts een halfjaar tijd voldoende stof produceren voor een heel jaar. Minder
dan een vijfde van de schoenfabrieken in het land konden een jaarvoorraad aan
schoeisel maken.^4
Naarmate de jaren twintig verstreken, werd het gevaar van overproductie
steeds groter. Al snel dreigde die het land op te blazen en de bevolking te
beroven van hun gelukkige, onstuimige weg naar voorspoed. Doordat het aanbod
de vraag overtrof, stevenden de VS af op een tweesprong. Het dilemma was
simpel: óf boeren en bedrijven moesten minder produceren, óf mensen moesten
meer consumeren. Als jij in de gelegenheid was geweest om te bepalen wat het
land moest doen, waarvoor zou jij dan hebben gekozen: minder produceren of
meer consumeren?
Het lag het meest voor de hand om boeren en bedrijven zover te krijgen dat
ze minder produceerden. Dat was dan ook precies wat mensen als econoom
Arthur Dahlberg en cornflakesgigant W. K. Kellog voorstelden. Het zou
gemakkelijk te doen zijn en het resultaat was tamelijk voorspelbaar. Mensen
zouden minder werken. Ze zouden meer vrije tijd hebben. Die vrije tijd konden
ze gebruiken om zich te buiten te gaan aan dat wat John Maynard Keynes het
‘tijdperk van de vrije tijd’ noemde. Ze konden zich vermaken in het park, zingen
in het koor, een bijdrage leveren aan de gemeenschap, tijd steken in een hobby,
nadenken over God, meer tijd doorbrengen met familie en vrienden en zelfs naar
de radio luisteren. Zou jij ook voor die optie hebben gekozen?
Anderen vonden dat de andere oplossing beter zou zijn: meer consumeren.
Deze mensen – politici als Hoover en industriëlen als Alfred Sloan, CEO van
General Motors -bekeken het probleem heel anders. Voor hen was het probleem
niet dat er te veel werd geproduceerd: er werd te weinig geconsumeerd. De
oplossing was dan ook dat ze mensen meer moesten laten consumeren. De logica
in die redenering was ook heel overtuigend.
Eigenlijk was de argumentatie al ruim tweehonderd jaar eerder geformuleerd
door de oorspronkelijk uit Rotterdam afkomstige en later in Engeland
woonachtige arts en filosoof Bernard Mandeville^5 , in een in 1715 gepubliceerde