satire: De fabel van de bijen: particuliere ondeugden, publieke weldaden. De
satire ging over een zwerm welvarende bijen die, zo wilde het verhaal, een leven
vol luxe en gemak leidden. Maar omdat er gemopperd werd dat hun manier van
leven niet deugdzaam was, keerden ze fraude en hebzucht de rug toe om zich te
storten op een nieuw leven van eenvoud, eerlijkheid en matigheid. Je zou denken
dat dit een goed idee was. Maar de fabel liet zien dat als de bijen hun ondeugd
lieten varen – vooral hun hebberige, verkwistende manier van doen – hun
luxeleventje ook ten einde zou zijn.
Dat was een revolutionair, contra-intuïtief idee. De conventionele wijsheid
was dat je het best welvarend kon worden door te sparen, niet door geld uit te
geven. Maar Mandeville liet zien dat gedrag dat door de kerk als zondig werd
gezien – hebberig zijn en meer kopen dan je strikt gezien nodig hebt, of uit de
band springen met extravagante feestjes – werk en rijkdom opleverde. Met
andere woorden: de favoriete ondeugden van de rijken leidden tot voordeel voor
iedereen.
De logica die het zo goed deed bij Mandevilles bijen leek ook geknipt voor
de twintigste-eeuwse maatschappij. Als mensen meer kochten, zou daardoor een
geweldige cyclus ontstaan waar iedereen van profiteerde. Er zouden meer banen
ontstaan en hogere lonen worden betaald. Industriëlen zouden meer winst
maken. De regering zou meer belasting binnenhalen. Iedereen zou een hogere
levensstandaard genieten. Dus als meer mensen meer zouden uitgeven, dan
zouden ze meer hebben – hoe paradoxaal dat op het eerste gezicht ook leek. Het
draaide er allemaal om dat consumenten zich moesten gedragen als
hardwerkende en (veel belangrijker nog) veel uitgevende bijen.
Maar voordat de industriële leiders en de regering (de New Yorkse
intellectueel Stuart Ewen noemt hen captains of consciousness^6 ) iedereen
haastje-repje in die prachtige nieuwe toekomst konden dirigeren, moest er nog
een probleem worden opgelost. Ze moesten zorgen dat er minder werd
geproduceerd. Dat konden ze heel eenvoudig realiseren door de werkweek te
verkorten. Maar hoe je mensen ertoe kon bewegen meer te consumeren, was veel
lastiger. Het was veel minder zeker dat dit zou uitpakken zoals ze hoopten, en
verre van zeker dat ze het voor elkaar konden boksen.
Om het toch voor elkaar te krijgen, moesten ze die geweldige Amerikaanse
bevolking ertoe bewegen meer te kopen, vaker iets te kopen, zelfs al hadden ze
het ‘punt van behoefteverzadiging’ bereikt en hadden ze allang genoeg.
Om mensen te verleiden meer te kopen, moesten ze verandering brengen in