en degene die het leven daadwerkelijk leidt. (Kan dat verklaren waarom de
Lenets de herinnering aan die 48 uur durende bustocht door Bolivia koesteren,
ook al was het op dat moment in elk opzicht onplezierig?)
Hoe kunnen we die onenigheden oplossen zodat we een voor iedereen
acceptabele methodologie kunnen vinden om welzijn te meten?^13 En hoe
worden we het eens over een systeem waarmee we vooruitgang meten? Want op
het moment zijn er evenveel methodes als er landen zijn. Het nieuwe, officiële
systeem van de Canadese regering, de Indicators of Wellbeing in Canada (WIC),
omvat tien domeinen, zoals werk en gezinsleven, en meer dan zestig indicatoren,
zoals wekelijkse inkomsten, huwelijk, echtscheiding en de leeftijd van de
moeder bij de geboorte van de kinderen. De door de bevolking gesteunde
Canadian Index of Wellbeing (CIW) – en je kunt erover twisten of die meer
gewaardeerd wordt – is gebaseerd op minder domeinen – acht – waaronder de
kwaliteit van de gemeenschappen waar mensen in leven en wat mensen doen
met hun tijd, maar een vergelijkbaar aantal indicatoren. Het Australische
systeem, Measures of Australia’s Progress (MAP), bevat zelfs nog meer
indicatoren – tachtig. En niet te overtreffen: de nieuwe manier waarmee de
federale regering van de VS vooruitgang wil meten – State of the USA, kortweg
SUSA genoemd – telt naar alle waarschijnlijkheid zelfs driehonderd
verschillende indicatoren.
Als dit klinkt alsof het nieuwe afsplitsingen zijn van Monty Pythons
terroristische groeperingen, dan komt dat doordat ze dat op dit punt ook zijn. Het
is een zootje boeren bij elkaar, want ze zijn het niet alleen oneens met elkaar,
maar ze zijn ook stuk voor stuk voorbijgegaan aan die andere, internationaal
goedgekeurde alternatieven voor het bbp als meetinstrumenten voor
vooruitgang. Daarbij kun je denken aan de Better Life Index, gebruikt door de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD),
gebaseerd op elf onderwerpen; de index van de menselijke ontwikkeling (Human
Development Index: HDI) van de VN, met drie dimensies en vier indicatoren, en
het grote voorbeeld van alle meetinstrumenten om welvaart te meten: het Bruto
Nationaal Geluk (BNG) van Bhutan, dat in 1972 is ontworpen door koning
Jigme Singye Wangchuk, en is gebaseerd op vier ‘pijlers’.
Het staat allemaal mijlenver af van het simpele bbp zoals het bedoeld was:
een eenvoudig cijfer dat ons vertelt of het goed of slecht gaat, hoger of lager,
beter of slechter dan bij de buren. En we zijn ook nog mijlen verwijderd van een
dominante methode om de vooruitgang van een maatschappij te meten, zoals het